Wat gebeurd is, is gebeurd

DSCF3083

Maryse (midden) in haar nieuwe huis in Carrefour, Port-au-Prince.

Jan.’15 | Reportage voor OneWorld | Antropoloog en journalist Talitha Stam (1984) is even terug in haar geboorteland Haïti. In 2010, vlak na de aardbeving, deed ze er onderzoek naar weeskinderen in tentenkampen. Hoe gaat het nu, vijf jaar later, met haar land? Een persoonlijk reisverslag.

Maryse, nu 16 jaar, ontmoet ik precies waar ik haar bijna vijf jaar geleden voor het eerst heb ontmoet: voor het voormalige tentenkamp in Delmas, een goede wijk in de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince. De weg ernaartoe kan ik dromen. Niet alleen liep ik deze weg zes maanden dagelijks, ook de jaren daarna ging ik altijd weer terug naar het Delmas-kamp. In die tijd werden de tenten verstevigd en ontstonden er nieuwe sloppen. Ik zag de plek veranderen van noodopvang naar tentenkamp tot sloppenwijk.

Maar dit keer is het anders. Het Delmas-kamp is nu een sportveld; Net zoals voor de aardbeving in 2010. Ook langs de weg naar het voormalig kamp zie ik geen tenten of sloppen meer. De weg is gewoon helemaal leeg. Sommige delen van de weg zijn weggebrand. De laatste bewoners moesten hun tent in brand steken om in aanmerking te komen voor geld voor een tijdelijk onderkomen elders.

500 Amerikaanse dollar
Ik ontmoette Maryse voor het eerst toen ze 11-jaar oud was, een verlegen en bang meisje. Nu is het een zelfverzekerde mooie puber die veel tijd besteed aan haar uiterlijk. Onze relatie is altijd heel intiem gebleven. Tijdens de aardbeving in 2010 verloor Maryse haar vader. Haar moeder was al eerder overleden. Samen met haar zesjarige broertje ging ze zoek naar overgebleven familie en kwam via buren uiteindelijk bij een tante terecht.

In ruil voor 500 Amerikaanse dollars moest de familie een nieuwe woning zoeken

Bijna drie jaar lang woonde Maryse samen met haar tante in het Delmas-kamp. Tot ook hier de Verenigde Naties langskwam met een aanbod: in ruil voor 500 Amerikaanse dollars moest de familie een nieuwe woning zoeken. Ze namen het aanbod aan en konden van het geld een tijdelijke woning, vlak bij het kamp, huren voor één jaar. Daarna moesten Maryse en haar tante op zoek naar iets anders. Nu wonen ze in Carrefour, helemaal aan de andere kant van Port-au-Prince.

Puin en paleis
Maryse wil mij graag haar nieuwe huis laten zien en samen reizen we naar haar nieuwe onderkomen. Gezien ik dit keer op eigen gelegenheid op pad ben, doe ik, net als de meeste Haïtianen, alles te voet en met de taptap, het plaatselijk openbaar vervoer. Om van het voormalige Delmas-kamp naar de nieuwe woning te komen, duurt daarom ruim anderhalf uur. We reizen dwars door de stad, door het centrum, de slechtere wijken en de meest verwoeste gedeelten van de stad.

We rijden ook langs de plek waar ooit het nationale paleis stond, het werk- en woonpaleis van de president, dat tijdens de aardbeving is ingestort. Lange tijd was het een puinhoop, tot in 2012, twee jaar later, ook hier het puin werd geruimd. Nu staat er enkel en alleen een mooi versierde kerstboom op de plek. Of er ooit een nieuw nationaal paleis komt, is tot op heden niet bekend. Ook de kathedraal staat er nog altijd bij zoals op de dag van de aardbeving: de dak is er vanaf en met afgebrokkelde zijde. Ceremonies en kerkdiensten worden daarom naast de kathedraal gehouden.

Rivaliserende bendes
Eindelijk komen we aan in Carrefour. Na een steile klim omhoog, bereiken we via zelfgemaakte paden Maryse’s nieuwe huis, hoog in de bergen. Ze heeft werkelijk een prachtig uitzicht over de stad. Haar huis heeft twee kamers, een slaap- en woonkamer, met beide een groot bed. Ze wonen er met z’n vijven; Maryse’s tante heeft een eigen zoon met wie zij, samen met het broertje van Maryse, in de ene kamer slaapt. De twee tienermeiden, Maryse en zeventienjarige nicht, slapen samen in de andere kamer. Er is geen douche of stromend water. De familie maakt daarom regelmatig de afdaling naar de lagergelegen waterpomp. Die ligt op zo’n vijftien minuten lopen heen, en 25 minuten terug, omhoog de berg op.

Als de bendes weer bezig zijn, moet je soms wel de hele dag binnen zitten

Maryse’s huis staat in een onveilig gedeelte van Port-au-Prince. Het bevindt zich tussen twee buurten waar rivaliserende bendes regelmatig ruzie met elkaar hebben en de kogels vliegen je dan letterlijk om de oren. Eigenlijk willen ze hier helemaal niet wonen, maar ze hebben weinig keus. “Het is erg ver weg van alles. Er is hier niets te doen. En als de bendes weer bezig zijn, moet je soms wel de hele dag binnen zitten”, zucht Maryse. De tante woonde hier eerder samen met haar toenmalige man. Hij is jaren voor de aardbeving overleden. Het grond en huis is nu van haar, en ze hoeft hier geen huur te betalen. Iets anders kan ze zich niet permitteren.

Als ik tot slot vraag of de familie bezig is met de herdenking van de aardbeving op 12 januari, kijken ze mij allen vreemd aan. Maryse: “Natuurlijk niet. Wat is gebeurd, is gebeurd. We leven in het heden. En dat is al moeilijk genoeg.”